Schrijverschap: hoe makers gemaakt worden

We kennen het allemaal: het beeld van het literaire genie, gevormd in het vuur van zijn wrede jeugd. Diep peinzend over zijn zware verleden zit hij in een chaotische werkkamer, omgeven door meer versnipperde dan voltooide verhalen. Vraag het een willekeurig iemand en hij zal het beamen: schrijver word je niet, dat ben je. Je moet een aparte visie van de wereld hebben en misschien nog wel belangrijker: je moet prettig gestoord zijn. Maar klopt dit beeld wel? Schuilt achter de moderne, grote schrijvers van het Nederlands altijd zo’n tragisch verhaal?

De Dag van de Literatuur biedt als geen andere dag een kans op het krijgen van een inkijkje in het bestaan van een schrijver. Meer dan eens doen ze al een boekje open over hun verleden bij de vele interviews, lezingen en voordrachten, maar ook als bezoeker is het geenszins moeilijk om vragen te stellen. Nadat hij voorlas uit zijn werk De dood van Murat Idrissi, gebaseerd op een waargebeurd verhaal, treffen we Tommy Wieringa dan ook wanneer hij van de zaal naar zijn signeersessie loopt. ‘‘Als schrijver bekommer ik me om het geven van een stem aan de stemlozen, dat doen we in de literatuur nu eenmaal. Je mag nooit vergeten dat iedereen een individu is. Dat is overigens niet de reden dat ik begon met schrijven. Ik vind het leuk om te toveren met woorden, te kijken wat ze samen doen in een zin. Ik heb het nooit als een of andere psychologische activiteit gezien, het begin van mijn carrière was zelfs best demotiverend: als nieuweling kijken ze naar je alsof je gewoon weer een andere strontvlieg bent die om aandacht bedelt.’’ Hoewel de groeiende rij bij zijn signeertafel een einde brengt aan ons gesprek, kon een handtekening er gelukkig nog vanaf.

Later op de dag spreken we een iets minder bekende, maar desalniettemin geprezen naam: Thomas Heerma van Voss. Ook hij heeft zijn jeugd geenszins ervaren als wrang. Als tiener maakte hij kennis met het schrijverschap toen hij korte muziekrecensies schreef. ‘‘Zo heb ik eigenlijk geleerd hoe je goed lopende zinnen op papier krijgt. Als ik ze teruglees, zijn ze verschrikkelijk, maar ik heb er toch van geleerd’’. Later volgden daaruit korte fictieverhaaltjes die geleidelijk steeds uitgebreider werden. Nooit was het zijn intentie om professioneel schrijver te worden: hij omschrijft het als een ‘natuurlijk proces’ tijdens zijn studie. Pas later begon hij met het schrijven van verhalen die veel persoonlijker lagen bij hem. ‘’Van boeken zoals Stern kon ik makkelijk zeggen dat het verhaal volledig los van mij stond, het zijn immers niet mijn ervaringen. Later begon ik ook persoonlijke ervaringen te verwerken in mijn boeken, dat was soms best emotioneel als ik het opschreef – al doet het me weinig meer als ik het achteraf teruglees’’.

Een groter verschil dan tussen hem en Lize Spit, ook aanwezig op de dag, kan er bijna niet zijn. De in 2016 gedebuteerde Belgische was in één klap een prominente aanwezigheid in de schrijverswereld met haar roman Het smelt. Al als tiener was ze er zeker van: later werd ze schrijver. Het liefst voor een groot publiek ook. Het smelt is zeker geen vrolijk verhaaltje voor het slapen gaan: het omschrijft een aantal van de meest gruwelijke dingen die een kind kan meemaken. Hoewel haar eigen jeugd bij lange na niet zo dramatisch was, heeft ze haar verhaal wel gebouwd op het dorp waar ze opgroeide en bevat het boek best een aantal echte gebeurtenissen, met elkaar verbonden middels verzonnen elementen. Naar eigen zeggen hielp het schrijven van Het smelt haar wel degelijk om afstand te nemen van het verleden, of zoals ze het zelf verwoordde: ‘‘Zoals wandelende takken moeten vervellen om te groeien, heb ik dat ook gedaan hiermee. Heel veel negativiteit uit mijn jeugd zit erin verwerkt, wat er wel voor heeft gezorgd dat het een ernstig verhaal is’’.

De dag werd besloten door een interview van presentatrice Carolina Lo Galbo met Alex Boogers in dezelfde zaal waar Lize even eerder aan het woord was. Alex’ kennismaking met het schrijverschap was alles behalve vanzelfsprekend. Opgegroeid zijnde in de Vlaardingse Westwijk was het de verwachting dat hij op latere leeftijd gewoon een arbeider zou worden. Als kind sprak de vechtsport tot zijn verbeelding en het was uiteindelijk deze passie die hem naar de literatuur leidde. Toen hij meeging met een vriend naar de bibliotheek, herkende hij toevallig het gezicht van een van zijn grote boks-idolen op de kaft van een boek. Hij vertelt: ‘‘Toen ik het doorbladerde, leek het echt alsof hij direct tot mij persoonlijk sprak. Ik heb het boek diezelfde dag nog gestolen: het was ondenkbaar dat iemand dit van mij zou afpakken. Wist ik veel dat er meerdere drukken van zo’n boek bestaan’’. Het opschrijven van zijn gedachten tijdens zijn lang niet altijd rooskleurige jeugd bracht hem uiteindelijk mentale rust en zo geschiedde. Het duurde wel nog lang voordat zijn eerste werk, Het boek Estee, werd gepubliceerd. En dan wel onder een pseudoniem, want eerder hadden uitgevers totaal geen vertrouwen in de schrijverskunsten van ‘‘een niemand uit een naamloos gat’’.

Wat blijkt? Er zijn zeker schrijvers die schrijven over de littekens van hun bestaan, maar dat is zeker niet voor iedereen het geval. Soms is het een kwestie van willen toveren met woorden, of brengen de ogenschijnlijk meest niet-literaire hobby’s, neem boksen, iemand naar de literatuur. Wellicht getuigt de grote diversiteit in bestaande romans daar ook wel van…

Blogs